top of page

Jeanne d'arc • Het Nationale Theater

Moet je de liefde opgeven om iets groots te bereiken?

Al bijna 100 jaar woedt er een oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Frankrijk is vernietigd, leeggebloed en de koning staat op het punt het op te geven. Dan verschijnt er een stralend meisje uit de provincie: Jeanne d’Arc. Zij beweert van God de opdracht te hebben gekregen de Engelsen te verdrijven. Tot ieders verbazing leidt ze de restanten van het Franse leger naar Orléans, bevrijdt de stad en schenkt Frankrijk een belangrijke overwinning. Jeanne wordt hét symbool van de hoop. Niets lijkt deze heldin, deze strijdster voor God en vaderland, te kunnen stoppen.

Dan staat ze op een dag op het slagveld tegenover de jonge Engelse luitenant Lionel. Ze kan hem niet doden, want ze voelt plots iets dat haar totaal uit haar evenwicht brengt: medelijden, liefde. Na deze ontmoeting is Jeanne niet meer in staat haar goddelijke opdracht uit te voeren. Met een laatste krachtinspanning stort ze zich in een laatste veldslag en raakt dodelijk gewond. De maagd moet sterven, zodat de heldin en strijdster kan blijven voortbestaan.
Friedrich Schiller (1801) noemde Die Jungfrau von Orléans (originele titel) zijn ‘romantische tragedie’. In dit meesterwerk vol politieke en filosofische verwijzingen laat hij ons zien hoe de feilbare, veranderlijke mens ten onder gaat aan zijn eigen absolute opvattingen.

regie Theu Boermans tekst Friedrich Schiller vertaling Tom Kleijn spel Sallie Harmsen, Jappe Claes, Tamar van den Dop, Justus van Dillen, Vincent Linthorst, Betty Schuurman, Joris Smit, Jaap Spijkers, Stefan de Walle

Jeanne d'Arc ★★★

"Soms blijft deze Jeanne steken in zwaar Duits teksttoneel en is de enkele vlucht in kitsch en een beetje overacting een welkome verademing. Sallie Harmsen is, als Jeanne d'Arc, van beide markten thuis: soms sidderend, soms saai."  

Tegen het einde van de avond, als we er al zo'n drie uur op hebben zitten, trekt Theu Boermans alsnog alle registers open in zijn voorstelling Jeanne d'Arc. Boerendochter Jeanne (gespeeld door Sallie Harmsen) wordt door de Franse koning binnengehaald als grote heldin. Dankzij haar is de strijd tegen de Engelsen gewonnen, maar zelf heeft Jeanne het gevoel dat ze heeft gefaald. Ze is immers verliefd geworden op een Engelse veldheer. Tijdens dit interne conflict draait de grote houten decormuur spectaculair open en dicht, zien we een podiumbrede projectie van een sterrenhemel en luisteren we naar pompende orgelmuziek.
Heerlijke kitsch is het, als de zinderende finale van een sciencefictionfilm. Via een draailuik bovenin het decor verschijnt dan ook nog Maria, ongeveer zoals ook Obi-Wan Kenobi na diens dood aan boerenzoon Luke Skywalker verschijnt om hem te onderrichtten in het gebruik van The Force, de geheimzinnige kracht die de Jedi gebruiken in de Star Wars-films. Ook Jeanne lijkt een dergelijke buitenaardse kracht te bezitten. Haar tegenstanders noemen haar daarom een heks. Maar de gebroken Jeanne hervindt haar kracht en onder haar aanvoering boekt het Franse leger andermaal een overwinning. Jeanne overlijdt aan haar verwondingen, als heldin. Idealisme wint.
En die brandstapel dan? Belandde Jeanne d'Arc niet op een brandstapel? Jawel, maar die paste niet in de 'romantische tragedie' die Friedrich Schiller voor ogen had toen hij Die Jungfrau von Orleans, zoals het stuk oorspronkelijk heet, in 1801 schreef. Dus dat veranderde hij, zoals hij wel meer historische feiten aanpaste. Vandaag de dag is het stuk goed te spiegelen aan actuele conflicten. Van IS-strijders, meisjes met bommengordels tot de Franse, rechts-radicale Marine Le Pen, die zichzelf schaamteloos presenteert als een moderne Jeanne.
Boermans zegt vooral aangetrokken te zijn tot 'Jeanne d'Arcs meerduidigheid', omarmd als ze is door kerk, feministen en Franse nationalisten. Daarom laat hij in zijn regie de tekst van Schiller, helder vertaald door Tom Kleijn, zoveel mogelijk voor zich spreken. Dit levert een relatief sobere voorstelling op, zeker voor wie vorig jaar Boermans kluchtige De Revisor zag. Op de reeds genoemde scène na, is dit vaak een voorstelling van pratende hoofden. Soms mooi, zoals de eerste scènes aan het hof van verstoten koning Charles VII, als die op het punt staat zich over te geven aan de Engelsen en Jeanne plots bij hem op de stoep staat als door god gezonden. Soms saai, als de zoveelste massale veldslag buiten beeld wordt uitgevochten, terwijl een acteur machteloos toekijkt en verslag doet.
Om de sluimerende saaiheid tegen te gaan, ontwierp Bernhard Hammer, Boermans vaste decorman, een houten wand met luikjes erin die flink en heen en weer gereden wordt over het podium. Er kan ook bewegend beeld op geprojecteerd worden en het ding kan open en dicht, als een poort, bijvoorbeeld naar de residentie van koning Charles of Jeannes binnenwereld. Opnieuw zijn meerduidige interpretaties mogelijk. Wel jammer, die kleine technische mankementen op de première zaterdag in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag.
Ook de acteurs kunnen niet verhullen dat er momenten zijn waarop Jeanne d'Arc nogal zwaar Duits teksttoneel is. Een sporadische vlucht in de kitsch, een beetje overacting, is dan een welkome verademing. Vincent Linthorst doet dat goed, als de wufte en overgevoelige koning Charles VII. Hetzelfde geldt voor Tamar van den Dop, die zijn geliefde Agnes Sorel speelt met een subtiel gek randje. Ook Betty Schuurman is als Koningin Isabeau, de aanvoerder van de Engelsen, een overdreven autoritair figuur en een genot om te zien. Een aantal andere spelers blijft daarbij vergeleken steken in een droge tot gortdroge behandeling van de tekst.
Sallie Harmsen ten slotte, als Jeanne d'Arc, mét kort kapsel, is van beide markten thuis. Het ene moment toont ze met haar verbeten hoofd een strijdlust die doet sidderen, het andere moment is ze net zo'n pratend hoofd. Al met al wordt deze Jeanne nooit een personage van vlees en bloed. (Ondanks al het bloed dat ze gedurende de voorstelling op haar witte kleren verzamelt.) Ze blijft weinig meer dan haar mythische symboolfunctie. Meerduidig, zeker. Maar ook ongrijpbaar, en een beetje saai, net zoals Luke Skywalker. 

Vincent Kouters

De Volkskrant

Sallie Harmsen is krachtige Jeanne ★★★

“De gestalte van Sallie Harmsen in de titelrol is aanvankelijk fragiel. Maar ze groeit op indrukwekkende wijze uit tot de stralende heldin die vijandelijke legers verslaat.”

Een Mariabeeld in stralend wit en hemels blauw draait te voorschijn, stemmen weerklinken, een eikenboom vat vlam: Jeanne d’Arc, de Maagd van Orléans, hoort een goddelijk stem die haar aanspoort Frankrijk te bevrijden van de Engelse legerovermacht. Dit is het majestueuze openingsbeeld van Jeanne d’Arc (1801) van Friedrich Schiller door het Nationale Toneel uit Den Haag.
Onmiskenbaar groots is de aanpak van Boermans en decorontwerper Bernhard Hammer. Een lijst als van een schilderij omvat het toneelbeeld. De toeschouwers kijken erdoor naar een geabstraheerde historische wereld. Jaar van handeling is 1430. In dit decor met schuivende panelen oogt de gestalte van Sallie Harmsen in de titelrol aanvankelijk fragiel. Maar gaandeweg de voorstelling neemt haar persoonlijkheid bezit van het toneel en groeit ze op indrukwekkende wijze uit tot de stralende heldin die vijandelijke legers verslaat. Haar symbool is het witte vaandel met de beeltenis van Maria erop.
De veldslagen tussen de Engelsen en Fransen toont de regie met beelden uit elke denkbare oorlog, vroeger en nu. Dreunend wapengekletter, de schouwburg trilt ervan. Het is indringend. Maar helaas zijn de scènes die zich afspelen tussen de legerofficieren en hertogen onvermijdelijk statisch: daar staan ze dan, de bedaagde mannen in het zwart met hun zwaarden. In theatraal opzicht is het eendimensionaal. Een uitzondering moet gemaakt worden voor Vincent Linthorst als dauphin, de latere koning van Frankrijk: hij weet, gekleed in lange zijden mantel, perfect de ontgoochelde vorst te spelen met bangelijke trekken.
De toneelpersonages van Schiller zijn soms wat hol, of schetsmatig; op conventionele wijze retorisch. Het geluk en de pracht van deze voorstelling liggen slechts bij enkele individuele spelers, behalve Linthorst ook Joris Smit als de Engelse aanvoerder Lionel. Jeanne ontmoet hem in de strijd maar kan hem niet doden: ze voelt verliefdheid. Hiermee raken we aan de diepere dramatische kern van het stuk: Jeanne heeft zichzelf het verbod opgelegd menselijke emoties toe te staan. Ze is martelares van God, een uitverkorene. Al roept de geliefde van Charles (Tamar van den Dop) haar ijzig hard toe „dat ze als een vrouw moet zijn met gevoelens”, dan nog geeft Jeanne geen krimp.
Ze is God en Frankrijk toegewijd. In laatste scènes komen het meesterschap van Schiller en Boermans uiteindelijk samen: is Jeanne godsdienstwaanzinig, een heilige, engel of duivelin? Sallie Harmsen speelt volmaakt en met ongekende kracht Jeannes innerlijke verscheurdheid. Met het kortgeknipte haar en de jongensachtige kleding weigert ze elke verwijzing naar haar vrouwelijkheid.
Harmsen maakt van Schillers eenzame Jeanne een rijk geschakeerde rol. Dat in één personage zoveel tragiek kan schuilen en zoveel perspectieven liggen verborgen, van historische tot hedendaagse, mag een klein toneelwonder heten. 

Kester Freriks

NRC Handelsblad

Deze Jeanne d'Arc is niet serieus te nemen ★★

Soms worden en blijven eeuwenoude kunstwerken een klassieker. Dit hebben ze te danken aan hun schoonheid maar ook aan hun universaliteit, het feit dat we ons er (nog steeds) in kunnen spiegelen. Oude teksten kunnen een mooie basis vormen voor een actuele interpretatie. Toch doorstaan lang niet alle stukken de tand des tijds en bovendien slaan theatermakers soms volledig de plank mis in hun zoektocht naar actualiteit. Dat is nu regisseur Theu Boermans in zijn voorstelling Jeanne d'Arc overkomen. Hij wil laten zien dat het meisje uit Friedrich Schillers nogal langdradige tekst van circa 1800 tegen dezelfde ideologische problemen aanloopt als hedendaagse religieuze (islamitische) strijders. Boermans' poging strandt echter volledig, dankzij ongeloofwaardige regiekeuzes en een zeer misplaatst gebruik van actuele oorlogsbeelden.
Het verhaal gaat over de strijd tussen de Engelsen en de Fransen, die worden aangevoerd door een eenvoudig herderinnetje met een goddelijke opdracht. Deze Jeanne wordt geprotretteerd als een zuiver meisje dat een conflict krijgt tussen haar geloof en haar hart. Verscheurd tussen plichtsgevoel (strijden voor het vaderland) en liefde en vergevingsgezindheid voor de vijand, sterft ze bij uiteindelijk toch tijdens het verdedigen van haar koning. Hoe ze tot die keuze komt, blijft nogal schimmig omdat alle personages een beroep op haar doen.
Aan de veertien (!) acteurs ligt het niet, die schreeuwen en doen hun stinkende best. Vooral Stefan de Walle als Graaf Dunois, Justus van Dillen als officier DuChatel en Joris Smit als Lionel zijn leuk om naar te kijken. Het decor is lachwekkend imposant, met als toppunt een brandende boom achter een schuifdeur. Het grootste probleem van de voorstelling is echter de serieus bedoelde maar enorm oubollige en lachwekkende gevechtsscènes, waarin mannen angstig rondrennen en elkaar met zwaarden te lijf gaan. Boermans illustreert de gevechten bovendien met metershoge videoprojecties die een overload aan echte, vaak actuele, oorlogsbeelden tonen. Het is vooral dit ergerniswekkende effectbejag dat het onmogelijk maakt om deze Jeanne d'Arc serieus te nemen. 

Sara van der Kooi

Trouw

Taaie enscenering waarin teveel buiten beeld blijft ★★

Jeanne d’Arc mag dan misschien niet eindigen op de brandstapel in Friedrich Schillers stuk, het maakt de dood niet minder aanwezig. Regisseur Theu Boermans imponeert in zijn enscenering zoals vaker met een groots decor, dat hier bestaat uit enorme houten panelen die de personages als een doodskist omsluiten. De symboliek is helder, doch soms erg letterlijk. Een kroonluchter werpt zijn schaduw als een doornenkroon, een boom vliegt spontaan in brand. Maar de problemen ontstaan in hoe het verhaal daarbinnen wordt verteld.
Vooral het eerste deel van de voorstelling is zeer taai. We zijn hier getuige van een fractie van wat de Honderdjarige Oorlog is gaan heten, een misleidend eenduidige term voor een reeks gebeurtenissen en (burger)oorlogen die zeer complex zijn. De verwikkelingen zijn goed te volgen, maar je kunt je afvragen hoe essentieel ze zijn voor wat Theu Boermans wil vertellen. Feit is dat de voorstelling in deze bedrijven vrij statisch is. En dat er veel scènes worden gespendeerd aan het hof van koning Charles VII waarin wordt gesproken over zaken als militaire strategieën, bondgenoten en overlopers. En ook over Jeanne. Zelfs als ze er zelf bij is.
De veldslagen en daarmee ook de wonderen van Jeanne blijven buiten beeld, wat zich voornamelijk opbreekt in een scène waarin een soldaat beschrijft hoe Jeanne, het jonge meisje van wie we vooral heel veel hebben gehoord, over het slagveld raast als een door God gestuurde wervelwind. Maar problematischer is dat buiten ons zicht en begrip blijft wie zij is, wat haar beweegt. Pas in het laatste bedrijf komt daar echt verandering in. De overwinning is daar, maar Jeanne kan er niet van genieten. Ze vraagt zich af wie ze is zonder die oorlog, zonder haar wapenuitrusting, en huivert voor het antwoord.
Plotseling is er een conflict dat urgent en persoonlijk aanvoelt. Want zit daar niet een kern van de aantrekkingskracht van fundamentalisme? Dat het in al zijn absoluutheid een houvast biedt? Waar in de rest van de voorstelling de verbinding naar de actualiteit via de buitenkant wordt gelegd, met projecties van oorlogsbeelden die steeds verder naar de huidige tijd trekken, daar ontstaat die verbinding hier impliciet.
Maar vooral in relatie tot de eerdere bedrijven voelt dit laatste deel gehaast. Een paar scènes verder heeft Jeanne opnieuw een openbaring en wijdt ze zich terug aan haar goddelijke missie, waarmee haar worsteling al over lijkt voor deze echt is onderzocht. Terwijl daar nu juist de complexiteit zit die mij althans overeind deed schieten en Sallie Harmsen de kans biedt van Jeanne meer te maken dan de verbeten Godsstrijdster. Wat ze in de ruimte die ze krijgt zeer overtuigend doet. In de twijfel openbaren zich de nuances die de mogelijkheid ontsluiten iets te zeggen over fundamentalisme in onze tijd, maar ook over wat daaronder ligt; de complexe zoektocht naar identiteit in een wereld waarin steeds minder houvast is.

Elise van Dam

Theaterkrant.nl

Please reload

De daadkracht moet van vrouwen komen ★★★


Maagd van Orléans, heilige strijd, Fransen tegen Engelsen, brandstapel. Veel meer zou 'Wat weet u van Jeanne d'Arc?' waarschijnlijk niet opleveren in De slimste mens. In Die Jungfrau von Orléans van Friedrich Schiller, als Jeanne d'Arc opgevoerd door Het Nationale Toneel, is die brandstapel uit het zicht verdwenen.
Schiller richtte zich in 1801 liever op Jeannes idealisme. Het was de tijd van de individuele verantwoordelijkheid als hoogste goed. De figuur van Jeanne laat zich intussen ook gemakkelijk voor het nationalistische karretje spannen. Het Front National had lange tijd de traditie langs haar beeld in Parijs te defileren op 1 mei, en nog steeds vent Marine Le Pen haar verwantschap met deze nationale heldin uit, als symbool van de strijd tegen 'vreemde overheersing'.
Regisseur Theu Boermans ziet het liever wat breder: voor hem kan ook een islamitisch strijdster van nu zich spiegelen aan de daden van Jeanne d'Arc, beiden handelen vanuit een goddelijke opdracht.
Sallie Harmsen speelt Jeanne d'Arc met verve
Zijn Jeanne (Sallie Harmsen) is in deze opvoering dan ook gestoken in een neutrale outfit van strakke broek en dito sweater in maagdelijk wit. Daar zie je alles op, maar dat is van later zorg. Ze is een in zichzelf gekeerd herderinnetje van wie de vader (Bart Klever) zich afvraagt of ze ooit aan de man zal geraken. Niet dus, want haar wacht een andere taak, die haar wel heel clean gewaar wordt: in het sobere decor, een hoge houten wand (Bernhard Hammer) gaat een luikje open als in een adventskalender en daar is de Heilige Maagd. En weer weg.
Als in een ander luik in de wand Jeannes favoriete boom als een brandend braambos in de fik vliegt, weet ze dat het tijd is voor de heilige strijd. Harmsen ondergaat een metamorfose en is ineens een en al standvastigheid en strijdlust. Wel wat snel, dat houdt niemand bij. Zeker niet de hofhouding van koningskandidaat Charles (Vincent Rietwijk).
Die zou zelf het liefst de hele dag op zijn troon naar muziek luisteren. Oorlog, dat is maar gedoe. Besluiteloosheid alom, voor de daadkracht moet je bij vrouwen zijn, lijkt regisseur Boermans te willen uitdragen, want behalve Jeanne zijn alle vrouwen hier van 'niet lullen maar poetsen'.
De vrouw van Charles (Tamar van den Dop) zou haar sieraden nog laten omsmelten om er wapens van te maken. En de koningin-moeder (Betty Schuurman) doet een van haar mannelijke volgers 'Wat een wijf' verzuchten als ze eindelijk ophoepelt naar Parijs. Als 'blind instrument van God' raakt Jeanne gaandeweg steeds meer bezoedeld door Engels bloed. Harmsen barst daarbij van de energie en speelt met verve.
De oorlog komt met veel vette geluidseffecten en loopgravenfoto's, maar het zijn de meer verstilde spelscènes die blijven hangen. Zoals die waarin Jeanne na een aarzeling de keel doorsnijdt van ridder Raoul (Jordy Vogelenzang). Uitgerekend de scène die haar geloof doet wankelen, als ze in de ogen kijkt van Lionel (Joris Smit), mist de zeggingskracht die hij verdient. Jeanne d'Arc slaat daarna aan het twijfelen, maar het is lastig haar daarin te volgen. 

Hans Smit

Het Parool

Strijd op vele fronten ★★★

Jeanne d’Arc, de maagd van Orléans, heeft altijd tot de verbeelding gesproken. Grote schrijvers als Shakespeare, Brecht en Schiller tekenden haar verhaal op.
Regisseur Theu Boermans koos ervoor om Friedrich Schillers versie te vertellen bij het - inmiddels tot Het Nationale Theater omgedoopte - Nationale Toneel (al prijkt de oude naam nog wel op het programmaboekje).
In zijn Jeanne d’Arc uit 1801 sterft de Française uiteindelijk niet op de brandstapel, maar gaat zij ten onder aan haar eigen onverbiddelijke idealisme, waarin geen ruimte meer is voor menselijkheid.
De openingsscène, waarin het eenvoudige dorpsmeisje Jeanne (sterke rol van Sallie Harmsen) haar openbaring krijgt om ten strijde te trekken tegen de Engelse vijand, is van een oogverblindend krachtige schoonheid. Maar tegelijkertijd ook bijzonder pompeus, een dubbel gevoel dat zich gedurende de hele voorstelling blijft opdringen.
In een indrukwekkende ’houten kathedraal’ strijden trefzekere eenvoud en bombast voortdurend om de aandacht. Dat levert een voorstelling op die soms diep kan raken, zoals in een confronterende scène tussen Jeanne en een soldaat uit Wales. Op andere momenten laten Schillers teksten zich echter nauwelijks van het papier loszingen en barst het stuk haast uit z’n bombastische voegen.
Boermans stipt bovendien wel erg veel thema’s (o.a. feminisme) aan en de parallel naar het ’heden’ wordt gemaakt door het projecteren van levensgrote, gruwelijke oorlogsbeelden. Hoe doeltreffend dat de eerste keer ook is, daarna begint het toch wat op effectbejag te lijken.
De acteurs vormen een sterk spelend ensemble en zijn een genot om naar te kijken. Toch kunnen ook zij niet voorkomen dat dit stuk soms zo grillig is als het innerlijke conflict van Jeanne d’Arc zelf. 

Esther Kleuver

De Telegraaf

Schillers Meisje


Ergens midden in het stuk Die Jungfrau von Orleans (1801) treft Jeanne op het slagveld een soldaat uit Wales. Dat levert een sterke scène op. De soldaat (hij heet Montgomery) wordt getroffen door hoe ze kijkt. ‘Vreselijk zijn je woorden, maar je blik is zacht.’ Maar dat moet gezichtsbedrog zijn. Schiller maakt van ‘de maagd van Orleans’ een moordmachine. Daarin wijkt hij af van de mythe. ‘Onder dit harnas schuilt geen hart./ Ik moet een spookbeeld van verschrikking zijn.’ Jeanne kijkt bij dat antwoord haar slachtoffer voor het eerst echt aan. Iets wat haar fataal gaat worden.
Een paar scènes verderop raakt ze volkomen van slag door de ogen van een Engelse aanvoerder. Jeanne ontdekt de liefde die ze zichzelf onthouden heeft. En dat is Schillers tweede afwijking van de historische stof. De door Gods wil bedwelmde ‘slaapwandelaarster’ wordt hier een menselijke grootheid, die niet zal sterven op de brandstapel maar in de slag voor een sterk Frankrijk, lees: een verenigd Duitsland. Schillers biograaf Safranski tekent aan: ‘Jeanne wordt tweemaal boven de alledaagsheid uit getild: eerst door een heilig enthousiasme van buiten en van boven. En vervolgens door driften uit haarzelf.’ In 1808 zal collega-schrijver Von Kleist in Penthesilea pas een echte bloedzuigende furie op volle sterkte opvoeren. Goethe schrikt zich al bij Schillers Jeanne een ongeluk over zijn sterk staaltje romantisch thea-ter van de wreedheid. Het stuk wordt overigens een enorm succes.
Vertrekkend artistiek leider van het Nationale Toneel, Theu Boermans, mobiliseert nog één keer zijn troepen voor een imposant staaltje van hun kunnen. En toegegeven, Sallie Harmsen is een sterke Jeanne, met naast zich Tamar van den Dop en Betty Schuurman, als twee kattige queens. Maar zij en de hen omsingelende mannen staan te spelen in een eigenaardig soort kindertoneel voor doven en slechthorenden. Soldaten van Orleans op cinemascope-formaat voor een zwiepende wand van timmerhout (Bernhard Hammer, nomen est omen), rijkelijk vol geprojecteerd met vloeistofdia’s uit de jaren zestig. Met als overige kermisattracties een leeggeplunderde cd-winkel, een om haar as tollende Maagd Maria in een alkoofje, en een fikkende druïdenboom in een bedstee. De verzen schallen dat het een aard heeft, de heren banjeren en vechten zich met zwaarden in de grotere riddermaten door Schillers stof. Maar hoezo? En waarom? En waartoe?

De complexiteit van het dramatisch materiaal wordt op de scène platgewalst en uitgereden in hapbare brokken taai toneelasfalt. Vrijwel alles is uiterlijk vertoon uit de oude tijden toen Floris en Ivanhoe nog dwars door onze zwart-witschermen een uur in de wind stonken naar bordkarton en natte kranten. Alleen al vanwege de ronduit kleinerende beledigingen die uit de gekozen stijlmiddelen spreken (bij ons op het dorp noemden we zulke zooi overigens stijlloos) durf ik de stelling aan dat de dames en heren toneleurs met dit type theater het nog overgebleven publiek bij busladingen tegelijk de toneelhuizen uit zullen jagen. Vaarwel mijn hopjesstad./ Verwacht een ander heer!

Loek Zonneveld

De Groene Amsterdammer

Decor kan stuk niet redden

Het openingsbeeld is overdonderend: een immense ruwhouten wand met hoog daarop een Mariabeeld, op de grond een in woeste vlammen brandende eik en over dat alles heen geprojecteerd een vurig verlichte hemel. De beeldtaal van decorontwerper Bernhard Hammer, met later ook nog projecties van oorlogsscènes en marcherende legers, is weer groots en meeslepend.
Maar helaas gaat achter dit fraaie beeld dit keer slechts een overjarig melodrama schuil. Een bigot begijntje, dat in opdracht van de Maagd Maria haar land wil gaan redden en een stel kerels die drie uur lang achter dit meisje aan rennen en van tijd tot tijd hun zwaard trekken, meer is het niet.
’Jeanne d’Arc’, het stuk dat Friedrich Schiller in 1800 schreef, is niet meer van deze tijd. De vergelijking in het programmaboekje met hedendaagse islamitische strijdsters die in naam van het geloof aanslagen plegen, wordt nergens voelbaar.
Laf
Terwijl het toch een geweldig thema is: jong, eenvoudig meisje van het platteland weigert zich te voegen naar de normen van haar tijd: trouwen, kinderen krijgen en je mond houden. Ze besluit op het moment dat de Franse legers ten onder dreigen te gaan tegen de Engelsen en de Bourgondiërs, om het zwaard op te pakken en in opdracht van God ten strijde te trekken. In minder dan geen tijd weet zij de verliezen om te buigen tot winst. Wat dreef haar? Hoorde zij werkelijk goddelijke stemmen die haar de weg wezen? Of was zij een feministe avant la lettre en probeerde ze zich op deze manier te bevrijden van het keurslijf waarin ze gevangen zat?
Voor Schiller was het simpel. Het raadsel Jeanne d’Arc verwordt bij hem tot een eenduidig, bordkartonnen personage dat biddend en strijdend haar land redt. Zelfs de brandstapel op het eind gunt hij haar niet (wat zou Hammer daar een mooi beeld van hebben kunnen maken!), hij laat haar heel stereotiep sterven op het slagveld, omringd door al haar treurende medestrijders.
Laf melodrama is het. En daar kan zelfs regisseur Theu Boermans niks aan veranderen, al brengt hij een groep acteurs in stelling die hun sporen al ruimschoots verdiend hebben.
Toegegeven, Stefan de Walle als Graaf Dunois is weer fijn om naar te kijken en ook Vincent Linthorst als de zwakke Franse kroonprins die door zijn eigen moeder gehaat wordt, geeft diepte aan zijn rol, net als Tamar van den Dop als zijn geliefde Agnes Sorel.
Minder overtuigend is Sallie Harmsen die de ondankbare taak heeft om de vrome Jeanne tot leven te wekken.
Als kijkspel is deze ’Jeanne d’Arc, met al zijn zwaardgevechten, geslaagd, als drama helaas minder.

Sonja de Jong

Noordhollands Dagblad

Please reload

bottom of page