top of page

Mahagonny • Het Zuidelijk Toneel

Muzikaal spektakel over het leven in de stad


Het Zuidelijk Toneel brengt een swingend en theatraal Stadsspektakel in regie van Matthijs Rümke. Het ensemble van zes acteurs, zes zangers en het 11-koppige Willem Breuker Kollektief vormt samen met een grote groep spelers uit de stad waar de voorstelling speelt een bonte parade van gelukszoekers in Mahagonny Songspiel & Het lied van (de stad*). Het Zuidelijk Toneel is de 10 verschillende steden ingetrokken waar de voorstelling gaat spelen om van dit spektakel een echt Stadsspektakel te maken en staat op het toneel samen met onder andere een kinderklas, een koor en amateurspelers uit de stad.
Nadat Matthijs Rümke eerder dit seizoen Richard III regisseerde met muziek van Tom Waits, kiest hij opnieuw voor muziektheater. Dit keer met de energieke composities van Kurt Weill en Willem Breuker en de scherpe teksten van Bertolt Brecht en Tom de Ket.
Bertolt Brecht en Kurt Weill maakten in 1927, vlak voor de eerste wereldwijde crisis, de Mahagonny Songspiel: een muzikale, politieke satire over het verlangen naar de perfecte stad. Over verveling. Over genotzucht. Over geld en er nooit genoeg van kunnen hebben. In zeven korte scènes zien we de eindeloze zoektocht van de mens naar geluk. ‘Show us the way to the next whisky bar’, zingen ze. Toch groeit de onrust. Toch blijven ze dolen. En dat is pas het begin van de avond.

In het tweede deel, Het lied van (de stad *), zien we het moderne stadsleven voorbij trekken in een aaneenschakeling van filmische stadstaferelen. Op een manier die nooit eerder op het toneel vertoond is, trekt het ensemble voorbij in rijdende decorstukken waarop gespeeld, gezongen en geprotesteerd wordt. Centraal staat een man die de rol heeft van bewaker van onze rechtsstaat: de politieagent.
In 2010 hebben we alles voorhanden waar we vroeger voor moesten vechten. De verzorgingsstaat is een feit. We hebben vrijheid van meningsuiting. Internet. Antidepressiva. Zelfhulpboeken. Maar hebben we ook het geluk gevonden? Of leven we nu juist onder druk van targets en balans tussen werk en privé? Is het tijd om de kont weer eens tegen de krib te gooien? Tijd om het heft terug in eigen handen te nemen en de tent af te breken?

Het Willem Breuker Kollektief
Mahagonny Songspiel kon met niemand anders dan met Willem Breuker en zijn Kollektief, vond regisseur Matthijs Rümke. Het Willem Breuker Kollektief geldt niet alleen voor Rümke als expert in het spelen van de ‘sound’ van Kurt Weill. Al sinds de oprichting in 1974 staat het Kollektief bekend als de anarchisten van de Nederlandse jazz. Breuker’s muzikale oeuvre van meer dan 500 composities is een mengeling van jazz en hedendaagse, klassieke muziek en zijn werkmethode klopt als geen ander met de pamflettistische stijl van Brecht en Weill. Voor Willem Breuker staat de muzikant namelijk midden in de maatschappij en het Kollektief speelt niet alleen op reguliere podia, maar net zo graag op stadspleinen en bij protestacties.
Midden in de voorbereidingen van onze voorstelling stierf Willem Breuker. Zijn bestaande muziekcomposities vormen nu, gespeeld door de muzikanten van zijn Willem Breuker Kollektief, het muzikale hart van Het lied van (de stad*).

* De titel van het 2e deel is Het lied van [+ de naam van de stad waar de voorstelling speelt]
Achtereenvolgens zijn dit: Zwolle, Tilburg, Eindhoven, Roosendaal, Breda, ‘s-Hertogenbosch, Heerlen, Utrecht, Den Haag en Rotterdam.

 

Mahagonny Songspiel

tekst Bertolt Brecht muziek Kurt Weill regie Matthijs Rümke zangersKimberley Evers Janssen, Wiebe Pier Cnossen, Rik van de Rijdt, Mijke Sekhuis, Guy Sonnen, Roel Willems muzikanten Andy Altenfelder, Andy Bruce, Alex Coke, Hermine Deurloo, Arjen Gorter, George Pancraz, Bernard Hunnekink, Henk de Jonge, Maarten van Norden, Rob Verdurmen en Frans Vermeersen (het Willem Breuker Kollektief) regieassistent Saartje Hoogland toneelbeeldSanne Danz kostuumontwerp Carly Everaert lichtontwerp Matthijs van Meeuwen dramaturgie Martine Manten foto's Phile Deprez

 

Het lied van de stad

concept Matthijs Rümke en Tom de Ket tekst Tom de Ket regie Matthijs Rümke muziek Willem Breuker spel Justus van Dillen, Lucas De Man, Nanette Edens, Han Kerckhoffs, José Kuijpers,  Laura de Vries zangers Kimberley Evers Janssen, Wiebe Pier Cnossen, Rik van de Rijdt, Mijke Sekhuis, Guy Sonnen, Roel Willems muzikanten Andy Altenfelder, Andy Bruce, Alex Coke, Hermine Deurloo, Arjen Gorter, George Pancraz, Bernard Hunnekink, Henk de Jonge, Maarten van Norden, Rob Verdurmen en Frans Vermeersen (het Willem Breuker Kollektief) toneelbeeld Sanne Danz kostuumontwerp Carly Everaert lichtontwerp Matthijs van Meeuwen dramaturgie Martine Manten regieassistent Saartje Hoogland foto's Phile Deprez

Wel Brechts lol, niet de schaamte

Na een eigen partij hebben Henk & Ingrid nu ook een eigen voorstelling. Het vinex-echtpaar dat in 2010 uitgroeide tot politiek symbool van de hardwerkende, boze Nederlander die straffe maatregelen eist tegen ‘hufters’ en ‘subsidieslurpers’, komt met oneliners volop aan bod in de tweeledige voorstelling Mahagonny Songspiel & Het lied van de stad van Het Zuidelijk Toneel.

In het tweede deel trekt een rondjes draaiende trein met wagenspelen voorbij: korte tableaus vivants, soms boventiteld met CBS-statistieken (zoals: ‘67 procent van de secretaresses heeft het te koud of te warm op het werk’ boven typmiepen op een kar). Uit de taferelen doemen summiere  verhaallijntjes op, eigenlijk meer situatieschetsjes, over werknemers die zich gemangeld voelen door efficiëntieprotocollen. Een opgebrande agent (een geestig droeve rol van Han Kerckhoffs) raakt verstrikt in de veiligheidsparadox en weet totaal niet hoe ‘criminelen hinderlijk te volgen’. Zijn meerdere zegt hem, vanachter de laptop, ontslag aan. Zijn vrouw (een lijzige José kuijpers) reageert haar uitgebluste huwelijk af bij haar therapeut en eist korting op een Boeddhabeeld waarmee ze denkt geluk in huis te halen. Haar zoon -aankomend ambulancebroeder- verspreidt racistische moppen over Marokkanen via zijn walkie-talkie. Een hulpbehoevende bejaarde wordt genegeerd door een thuiszorgmedewerkster (een bikkelharde Nanette Edens), die alleen tijd heeft voor het afvinken van formulieren. En een hypochondrische  Marokkaan in djellaba wil een scootmobiel, ‘omdat iedereen er een heeft’. Het is het bekende ressentiment tegen de falende verzorgingsstaat, dat toneelschrijver Tom de Ket in rake krantenkoppen tentoonspreidt.

De scènes met professionele acteurs worden gemixt met karren vol amateurs en figuranten: een musicalkoortje of een groepje basisschoolscholieren, die door acteur Lucas de Man worden bevraagd op hun toekomstdromen (in Tilburg in dit geval: elke speelstad waar deze double bill neerstrijkt, wordt uitgebreid benoemd in de enscenering).
Regisseur Matthijs Rümke pakt origineel uit met dit stapvoets treintje (als in een attractiepark) vol klagend stadsvolk, dat af en toe een tekstbord hoog houdt. Tussendoor toetert het Willem Breuker Kollektief stuwende composities van hun vorige jaar overleden bandleider: opruiend, melancholiek, schurend, klaaglijk of jazzy.  Deze goed geoliede community-art-voorstelling ademt volop Brechtiaans muziektheater: de stad wordt bezongen en beschimpt, de arbeider heeft het hoogste woord, operazangers zingen de longen uit hun lijf en het benepen gezag wordt gepersifleerd met bolhoeden en maatpakken. Daarmee past het nieuwe tweede deel naadloos bij de opmaat: een strakke, getrouwe vertolking van Mahagonny Songspiel van Bertold Brecht en Kurt Weill.
Alleen blijft de toeschouwer wel buiten schot; er wordt meer op de lach gespeeld dan op de schaamte. Het publiek krijgt een spiegel voorgehouden, letterlijk zelfs aan het slot. Maar dat is net te makkelijk voor zo’n collectieve onderneming.

Annette Embrechts

De Volkskrant

Stadsspektakel swingt, maar vervalt in clichés

Er wordt veel werk verricht bij Het Zuidelijk Toneel. Artistiek leider Matthijs Rümke toont zich met zijn tweede, groots opgezette muziektheatervoorstelling binnen vier maanden een ambitieus regisseur. Hij rekt graag de grenzen op tussen groepen, organisaties n uiteenlopende kunstenaars.

Eerder, in september, was het door Rümke geregisseerde ‘Richard III’ niet alleen een enthousiaste samenwerking tussen Orkater en de Amsterdamse Stadsschouwburg, maar ook een schurende verbintenis tussen Shakespeare en de muziek van Tom Waits. Nu krijgt Bertolt Brechts anti-opera ‘Mahagonny Songspiel’ een verlengde met protestteksten van Tom de Ket en muziek van het Willem Breuker Kollektief. Rümke haalt de buitenwereld zelf naar binnen om (als figurant naast acteurs) heersende onvrede vorm te geven.

Het idee zou Brecht (1898-1956) vast hebben bekoord. Na de acteur in stofjas die de opzet van de avond met ironische kwinkslagen komt uitleggen, zijn de liederen van ‘Mahagonny’ een swingende start. Prachtig gezongen door professionele stemmen en net geen al te beschaafde amuse. In tot kale geraamtes gereduceerde kamertjes en met veel zwart gekalkte tekstborden wel lust opwekkend.

Maar het gaat natuurlijk om de manier waarop Brecht vervolgens, in ‘Het lied van de stad’, in het nu wordt vertaald. De twee kamerraamwerken uit het eerste deel blijken nu onderdeel van een hele reeks die, op karren, als een carrousel aan ons voorbijtrekken. Per stad, waar de voorstelling staat, worden hele koren en kinderklassen ingezet, die samen met zes acteurs daarop stadstafereeltjes vormen.

Zo geestig en simpel als dit er in eerste instantie uitziet, zo snel zakt de opwinding over de formule in. Wat passeert is niet meer dan een overbekende serie grieven en uitwassen: kinderlijke levenslust die wordt ingetoomd met pillen, bureaucratische regels die gewone menselijke hulp en zorg in de weg staan, stress van tweeverdieners. Vaak nog erg cliché en kolderiek ingevuld ook, zoals het misbruik van sociale voorzieningen door een in een ‘jurk’ gehulde allochtoon.

Een breder commentaar op onze stadssamenleving blijft achterwege. Helaas ook de muzikaliteit van het eerste deel. Pas tegen het einde kan het Breuker Kollektief de draad indringend oppakken. Zoveel verspilde moeite, want wat wordt er intussen achter de schermen keihard gewerkt met almaar verkledingen en heringerichte taferelen.

Hanny Alkema

Trouw

Mitten im Whisky

Songspiel Mahagonny (1927) was een scandaleus product uit de in de jaren twintig snel groeiende ‘fabriek’ voor anti-opera en antitoneel van de dichter Bertolt Brecht (geboren in 1898) en de componist Kurt Weill (hij was van 1900). Het Songspiel duurt nog geen half uur en is samengesteld uit de ‘Mahagonny-Lyriek’ in Brechts dichtbundel Hauspostille (zijn poëzie uit 1916-1925, uitgekomen in april 1927). Weill schreef de muziek zo snel dat de wereldpremière van Mahagonny kon plaatsvinden op 17 juli 1927, tijdens het festival Deutsche Kammermuzik Baden-Baden, een zomertreffen voor kuuroordchique die het in een boksring gespeelde stuk met veel misbaar weg-boe-de. Het zou de basis vormen voor  de volgroeide opera Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny (1929), de opvolger van het veruit beroemdste muziektheater van het tweetal, Die Dreigroschenoper (1928), binnenkort door het Nationale Toneel opgevoerd.

Songspiel en opera over een verzonnen stad voor gedesillusioneerde patjepeeërs, een nep-metropool die zich net zo vaak vermenigvuldigt als het teleurgestelde plebs en waar dus nooit iemand in wat dan ook bevredigt wordt. Een puik thema voor nu, moet toneelmaker Matthijs Rümke hebben gedacht. Hij verbond zich met vertaler/tekstschrijver Tom de Ket en componist en Weill kenner par excellence Willem Breuker (1944-2010) en diens muziekensemble, en zo ontstond de double bill Mahagonny Songspiel & Het lied van de stad, een mooie investering in modern muziektheater en ook en initiatief dat we onder het kunstregime van Halbe Zijlstra niet meer zullen zien, want dat wordt onbetaalbaar. Dus dames & heren, neem het ervan zo lang het nog kan!

‘An einem grauen Vormittag/ Mitten im Whisky, Kam Gott nach Mahagonny/ Mitten im Whisky/ Bemerkten wir Gott in Mahagonny’. Van die geweldige teksten dus. Op topmuziek! Songspiel Mahagonny is een uitermate inventief half uurtje muziektheater op twee karren, voor zes zangers, zes met tekstborden manipulerende stofjassen en het Breuker Kollektief, waarbinnen de altijd wat monkelend-stralende aanwezigheid van Willem nog immer node wordt gemist. Daarna zettend e karren zich in beweging en blijken onderdeel van een soort hobbelende trein uit een attractiepark, die rondjes rijdt en ons voert langs het leven van de ontevredenen, de aan-de-kant gezetten, de uit de boot gevallen mensenkinderen anno 2011, vormgegeven door de toneelspelers  van het producerende Zuidelijk Toneel en door amateurs uit de steden  die de productie aandoet.

Het lied van de stad, want zo heet dat tweede deel, is een modern wagenspel-in afleveringen, zoals we dat kennen uit de late middeleeuwen tijdens het carnaval. Effectief, sterk gedaan, recht voor z’n raap, geen flauwekul of verspilde energie en nog steeds met mooie composities van het Willem Breuker Kollektief en de maestro zelf. Han Kerckhoffs vervangt in dit deel het licht nostalgische chagrijn van Breuker, het deel dat ik zag (Breda) eindigde met een mooi ingeleid trommelduet van hem met een Bredaas pubermeisje binnen het overweldigende slotnummer. Verder speelden onder anderen Nanette Edens en José Kuijpers mooie potjes mimicry-toneel en reed het dameskoor Bocca Bella (‘mooie mond’) voorbij en een schoolklas onder leiding van Lucas De Man. Deze ongetwijfeld zeer arbeidsintensieve formule werkt ook erg goed als klantenbinding en in dat opzicht zo Halbe Zijlsta eens een kijkje moeten nemen. Ze komen nog bij hem in de buurt.

Loek Zonneveld

De Groene Amsterdammer

Please reload

Kijk naar het treintje

Eigenlijk gaat het om twee voorstellingen, zonder pauze achter elkaar gespeeld. Bertolt Brechts uit 1927 daterende opera Mahagonny, op muziek van Kurt Weill, duurt maar een half uur, zeker als je hem zo snel speelt als het Willem Breuker Kollektief. Regisseur Matthijs Rümke heeft zich in dit eerste deel niet uitgeleefd in de enscenering, die er voornamelijk op gericht is de tekst door middel van door acteurs opgehouden vellen over het voetlicht te brengen. Mahagonny beleeft aldus vrijwel een concertante uitvoering, en een weinig subtiele, want het Willem Breuker Kollektief houdt niet alleen van tempo, maar ook van volume.

Het theater moet komen van het tweede deel: het door Tom de Ket geschreven Het lied van..., op muziek van de vorig jaar overleden Willem Breuker. Het lied van... (op de plaats van de puntjes komt de naam van de stad waar de voorstelling die avond staat) bestaat uit een reeks korte sketches over het moderne stadsleven. De enscenering is bepaald ingenieus: in een treintje draaien kleine podia over het toneel rond, wat de mogelijkheid biedt om de soms zeer korte scènes in elkaar te laten overlopen. Maar de sociale satire in de taferelen is niet altijd even sterk. En op het treintje raak je na een uur wel uitgekeken. Gelukkig grijpt, elke keer als verveling dreigt toe te slaan, het Willem Breuker Kollektief zeer krachtig in.

 

Raymond van den Boogaard

NRC Handelsblad

Brecht inspirator vitale stadsvoorstelling

Mahagonny is geen oord maar een zelfverzonnen woord. Een naam voor een utopische stad,  ontsproten aan de verbeelding van Bertolt Brecht en Kurt Weill. Het Zuidelijk Toneel speelt hun Mahagonny Songspiel uit 1927 en knoopt daar de voorstelling Het lied van… aan vast. Een lied dat in elke stad nét weer anders klinkt.

Regisseur Matthijs Rümke ontwikkelde het idee voor deze dubbele opvoering samen met Willem Breuker, die vorig jaar overleed. Toch drukt de beroemde muzikant postuum zijn stempel op de gecombineerde voorstelling, dankzij de medewerking van het Willem Breuker Kollektief én door composities van zijn hand.

In het Mahagonny Songspiel, dat door z’n beperkte lengte relatief weinig wordt gespeeld, stelt het Kollektief zich vooral dienend op, net als de groep charismatische zangers en de uitstekende spelers van Het Zuidelijk Toneel. Zij worden pas later ontketend omdat Brecht en Weill hier duidelijk de hoofdrol krijgen toebedeeld. Rümke verluchtigd hun liedjes van verlangen naar de ideale stad – en de onvermijdelijke desillusie die daaruit voortvloeit – met een bijzonder soort teksttoneel: een flitsende compositie  van geprojecteerde woorden en beschreven bordkarton.

Daarna draait het hele gezelschap door en trekt het leven op platte karren aan het publiek voorbij. Het lied van… bestaat uit een continu bewegende carrousel van minitafereeltjes, soms verstild, dan weer levendig. Tom de Ket schreef deze in elkaar grijpende scènes en houdt daarin de moderne maatschappij tegen het licht. Kritisch maar ook met de nodige humor.

Onze samenleving laat zich dicteren door protocollen en prestatienormen, vanuit het misplaatste geloof dat alle geluk maakbaar en meetbaar is, signaleert de schrijver. Hij laat zien dat de menselijke maat daarbij te vaak uit het oog word verloren. Intussen mengen in het zwart gestoken gelukszoekers uit het Mahagonny Songspiel zich als nieuwsgierige toeschouwers onder de Nederlanders die De Ket portretteert. Waardoor de twee losse delen onnadrukkelijk tot één geheel worden gesmeed.

Bewoners van de stad waar gespeeld wordt, werken mee aan het tweede deel. Geheel in de geest van Brecht, die een actievere rol van het publiek bepleitte. En zo komt het dat zaterdag tijdens de première Het lied van Tilburg weerklonk. Deze locale betrokkenheid geeft een extra dimensie aan dit verrassende muziektheaterproject, dat alleen al logistiek een knap staaltje is. Dat regisseur Matthijs Rümke deze wervelende voorstelling vervolgens in alle enthousiasme wat te veel rekt, is vergeeflijk.

Marco Weijers

De Telegraaf

Een cadeau voor alle zintuigen

Mocht er een live-verbinding tussen hemel en aarde bestaan, dan heeft Willem Breuker zaterdagavond zeker een feestje gebouwd. De componist overleed tijdens het maakproces van de voorstelling 'Mahagonny Songspiel' en 'Het lied van' van Het Zuidelijk Toneel, die afgelopen weekend in Tilburg in première ging.
Breuker zou zich met zijn Kollektief opnieuw buigen over de Mahagonny van Kurt Weill en Bertold Brecht uit 1927, maar wilde ook nieuwe muziek voor het tweede deel componeren. Het lot besliste anders. En dus liepen zijn composities als een liefdevolle ode en rode draad door de voorstelling heen, prachtig uitgevoerd door zijn Kollektief. 
Regisseur Matthijs Rümke heeft het publiek vanaf de eerste tot de laatste minuut willen trakteren op een cadeau voor alle zintuigen en dat is gelukt. 
De avond opent met een knetterende uitvoering van Mahagonny Songspiel. In de muzikale satire, waarin mannen en vrouwen naar meer geluk en minder verveling verlangen en zich uiteindelijk verslikken in de gedachte dat het gras bij de buren sappiger is, wordt geweldig gezongen, gemusiceerd en gespeeld.
De acteurs van HZT geven het stuk bovendien een extra humorlaag, omdat ze doorlopend lopen te hannesen met 'protestborden' waarop delen van de tekst staan. 
Als de laatste noot wegsterft, wordt het publiek opgewarmd voor 'Het lied van Tilburg'. We gaan vooruit in de tijd. Van 1927 naar 2011. Van Mahagonny naar Tilburg. 

In het tweede deel van de voorstelling staat namelijk het leven in de stad waarin HZT op dat moment speelt centraal. Behalve voor de zangers, muzikanten en acteurs zijn er ook rollen voor lokale 'helden', zoals de schoolkinderen, amateurspelers, koren en een bekende stadsgenoot.
Rümke heeft voor 'Het Lied van...', dat werd geschreven door Tom de Ket, een waanzinnige vorm gekozen. We krijgen een stroom aan bevroren beelden en flarden scènes voorgeschoteld, die aan ons voorbijtrekken in karretjes. Alsof Rumke op de knoppen van de afstandsbediening drukt en ons laat zien wat er zich tijdens twee dagen en twee nachten in een stad afspeelt. Achter de schermen moet wel bijna een logistieke oorlog woeden, omdat de acteurs meerdere rollen spelen, zich honderden keren moeten omkleden en van het ene karretje naar het andere moeten hoppen.
Centrale figuur in dit versnipperde universum is acteur Han Kerckhoffs die als uitgebluste politieagent tegen het leven, maar ook tegen bewoners en situaties in de stad aanbotst. Dat levert veel hilarische en ontroerende beelden op. Een vrouw die de hele dag voor zich uitstaart, met als enige gezelschap een pak Brinta. Een wethouder die worstelt met haar speech, een nachtelijke frikandellenverslaving, eenzaamheid. Een jong gezin met een adhd/ppd-nos-zoontje. Ruzies in bed. Onvriendelijk winkelpersoneel. Ruim anderhalf uur duurt de karretjeskaravaan. Dat is lang, zeker door de repeterende, bijna statische vorm. Daar staat tegenover dat de acteurs zonder uitzondering een feest zijn om naar de kijken en dat de muzikale finale er een om van te smullen is.

Daphne Broers

Eindhovens Dagblad

Please reload

bottom of page